Tibetaanse Terrier Rasstandaard

FCI-Standard N° 209 / 20.04.1998 / GB
Land van herkomst Tibet
Patronage Verenigd Koninkrijk
Datum van de orginele
geldende rasstandaard
25-08-1988
Indeling FCI Groep 9 Gezelschapshonden
  Sectie 5 Tibetaanse rassen
  Zonder werkproef

 

ALGEMEEN BEELD

  • Stevig
  • Middelgroot
  • Langharig
  • In het algemeen vierkant gebouwd
  • Vastberaden uitdrukking

GEDRAG / TEMPERAMENT

  • Levendig, goed karakter. 
  • Trouwe gezelschapshond met vele innemende manieren. 
  • Vriendelijk, waakzaam, intelligent en speels, noch fel noch strijdlustig. 
  • Afstandelijk tegenover vreemden.

HOOFD 

  • Hoofd goed bedekt met lang haar, naar voren vallend, maar niet het zicht belemmerend. 
  • De onderkaak heeft een kleine maar niet overdreven baard.

OMGEVING KRUIN

  • Schedel: Van middelmatige lengte, niet breed of grof, enigszins versmallend van oor naar oog, noch gewelfd noch geheel vlak tussen de oren.
  • Stop: Duidelijk aanwezig voor de ogen, maar niet overdreven.

GEZICHTSOMGEVING

  • Neus: Zwart
  • Voorsnuit: Sterk. De afstand van oog tot neuspunt is gelijk aan de afstand van oog tot aan de achterkant van de schedel.
  • Kaak/gebit: Goed ontwikkelde onderkaak. De snijtanden staan in een lichte boog, gelijkmatig verdeeld en haaks op de kaak. Schaar- of omgekeerd schaargebit.
  • Wangen: Regelmatig gebogen jukbeenderen, maar niet zo overontwikkeld dat ze uitpuilen.
  • Ogen: Groot, rond, noch uitpuilend noch diepliggend, tamelijk ver uit elkaar staand. Donkerbruin. Zwarte oogranden.
  • Oren: Hangend, niet te dicht tegen het hoofd gedragen. V-vormig, niet te groot, zwaar bevederd.

LICHAAM 

  • Goed gespierd, compact en krachtig. Lengte vanaf de punt van het boeggewricht tot aan de punt van het zitbeen is gelijk aan de hoogte van de top van het schouderblad tot aan de grond.
  • Rug: Vlakke rug boven de ribben.
  • Lendenen: Kort en licht gebogen.
  • Croupe: Vlak.
  • Borst: Goed geribd.
  • Staart: Gemiddelde lengte, tamelijk hoog aangezet en in een vrolijke krul over de rug gedragen. Zeer zwaar bevederd. Een knik bij de punt komt vaak voor en is toegestaan.

LEDEMATEN 

  • Voorhand: Zwaar bevederd. Benen recht en evenwijdig.
  • Schouders: Goed geplaatst.
  • Middenvoetsbeentjes: Iets schuinstaand.
  • Achterhand: Zwaar bevederd.
  • Kniegewricht: Goed gehoekt.
  • Spronggewricht: Laag geplaatst.
  • Voeten: Groot en rond, zwaar behaard met haar tussen de tenen en voetzolen. Staat goed met de voetzolen op de grond. Voeten niet gebogen.
  • Gangwerk/beweging: Vlot. Goed bereik. Krachtig stuwend. Bij het lopen of draven moeten de voor- en achterbenen één lijn vormen en mogen niet naar binnen of naar buiten draaien.

VACHT 

  • Beharing: Dubbele vacht. Ondervacht fijn en wollig. Overvloedige bovenvacht, fijn, maar niet zijdeachtig of wollig. Lang, recht of gegolfd, maar niet gekruld.
  • Kleur: Wit, goudkleurig, crème, grijs of rookkleurig, zwart, twee- en driekleurig: in feite is iedere kleur toegestaan, uitgezonderd chocolade- of leverkleur.

GROOTTE 

  • Schouderhoogte: Reuen 35,6 - 40,6 cm (14 - 16 inches), Teven iets kleiner.
  • Fouten: Elke afwijking van de voorgaande punten moet als een fout worden beschouwd en de beoordeling van de ernst van de fout moet in verhouding staan tot de mate waarin de fout zich voordoet.
  • Opmerking: De reuen moeten twee normaal ontwikkelde, volledig in het scrotum ingedaalde testikels hebben.